Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4505

Datum uitspraak2007-08-30
Datum gepubliceerd2007-09-28
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers499/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen co-ouderschap nu het hiervoor noodzakelijke evenwicht en vertrouwen tussen ouders ontbreekt. Geen aanleiding om de moeder de verplichting op te leggen om middels forensische mediation tot co-ouderschap te komen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER BESCHIKKING van 30 augustus 2007 in de zaak met rekestnummer 499/07 van: [...], wonende te [woonplaats], APPELLANT, procureur: mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, t e g e n [...], wonende te [woonplaats], GEÏNTIMEERDE. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vader en de moeder genoemd. 1.2. De vader is op 7 mei 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 6 februari 2007 van de rechtbank te Haarlem met kenmerk 127277/06-2733. 1.3. De zaak is op 23 juli 2007 ter terechtzitting behandeld. 2. De feiten 2.1. Partijen zijn [in] 1995 gehuwd. Hun huwelijk is [in] 2007 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van [...] 2007 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren [minderjarige 1] [in] 1996 en [minderjarige 2] [in] 1998. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven bij de moeder in de voormalige echtelijke woning. 3. Het geschil in hoger beroep 3.1. Bij de bestreden beschikking is – voor zover in hoger beroep van belang – met afwijzing van het meer of anders verzochte bepaald dat: - de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder is; - de vader recht heeft op omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eenmaal per veertien dagen van woensdagmiddag vanaf einde schooltijd tot maandagochtend begin schooltijd alsmede de helft van de vakanties. Voorts is bepaald dat Pasen en Pinksteren om het jaar zullen worden geruild; Voorts is in de bestreden beschikking overwogen dat het verzoek van de moeder tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning zal worden toegewezen. Deze beschikking is gegeven op het inleidend verzoek van de moeder - voor zover in hoger beroep van belang - te bepalen dat: - de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij haar zullen hebben; - de kinderen en de vader gerechtigd zijn omgang met elkaar te hebben eens per veertien dagen van donderdag einde schooltijd tot maandagochtend begin schooltijd alsmede gedurende de helft van het totaal aantal schoolvakantieweken op jaarbasis; - zij jegens de vader gerechtigd zal zijn tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, gelegen aan [adres], zulks gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De man had in eerste aanleg - voor zover in hoger beroep van belang - zelfstandig verzocht: 3a. primair: te bepalen dat tussen partijen een co-ouderschapsregeling geldt, waarbij een ouderschapsplan tussen partijen wordt opgesteld inhoudende dat de ene week de kinderen van maandag tot en met zondag bij de moeder verblijven en de andere week bij de vader en voorts te bepalen dat [minderjarige 1] hoofdverblijfplaats heeft bij de vader en [minderjarige 2] bij de moeder; 3b. subsidiair: te bepalen dat tussen partijen een co-ouderschapsregeling geldt, waarbij een ouderschapsplan tussen partijen wordt opgesteld inhoudende dat de kinderen per veertien dagen vanaf woensdag einde schooltijd tot maandag begin schooltijd bij de vader verblijven en voorts te bepalen dat [minderjarige 1] hoofdverblijf heeft bij de vader en [minderjarige 2] bij de moeder; 3c. meer subsidiair: een deskundig forensisch mediator te benoemen voor het opstellen van een ouderschapsplan; 4. een vakantieregeling en verjaardagregeling vast te stellen zoals geformuleerd in punten 24 en 25 van zijn aanvullend verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek; 5. primair: het verzoek van de moeder met betrekking tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning af te wijzen; 5b. subsidiair: voor zover de rechtbank dat verzoek van de moeder wel toewijst, daarbij als voorwaarde te stellen dat wanneer de woning voortijds zal zijn verkocht de moeder haar medewerking zal verlenen aan de oplevering van de woning en de woning alsdan zal verlaten en/of met vaststelling van een redelijke gebruiksvergoeding ad. € 829,16 per maand dan wel een in goede justitie te bepalen gebruikersvergoeding over de periode vanaf het moment van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand tot het moment waarop de moeder de woning heeft verlaten. 3.2. De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre: 1. primair: te bepalen dat tussen partijen een co-ouderschapsregeling geldt met een zorgregeling, inhoudende dat de kinderen de ene week van maandag tot en met zondag bij de moeder verblijven en de andere week bij de vader en waarbij de vakanties bij helfte worden verdeeld, Pasen en Pinksteren om het jaar worden geruild en waarbij de verjaardagspartijtjes van de kinderen om het jaar door partijen worden geregeld, in 2007 door de vader. Voorts te bepalen dat [minderjarige 1] hoofdverblijfplaats heeft bij de vader en [minderjarige 2] bij de moeder; 1.subsidiair: Een deskundig forensisch mediator te benoemen voor het opstellen van een zorgregeling; 1. meer subsidiair: Te bepalen dat tussen partijen een co-ouderschapsregeling geldt met de navolgende zorgregeling, inhoudende dat de kinderen per veertien dagen vanaf woensdag einde schooltijd tot maandag begin schooltijd bij de vader verblijven en waarbij de vakanties bij helfte worden verdeeld, Pasen en Pinksteren om het jaar zullen worden geruild en waarbij de verjaardagspartijtjes van de kinderen om het jaar door partijen worden geregeld, in 2007 door de vader. En voorts te bepalen dat [minderjarige 1] hoofdverblijfplaats heeft bij de vader en [minderjarige 2] bij de moeder; II Te bepalen dat de moeder aan de vader een gebruikersvergoeding dient te betalen van € 829,16 per maand dan wel een in goede justitie te bepalen gebruikersvergoeding over de periode vanaf het moment van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand tot het moment waarop de moeder de woning heeft verlaten. 4. Beoordeling van het hoger beroep 4.1. De vader is in hoger beroep gekomen omdat de rechtbank niet de door hem gewenste co-ouderschapsregeling heeft bepaald. Volgens de vader zijn de moeder en hij voldoende in staat met elkaar te communiceren om tot een dergelijke regeling te komen terwijl dit ook de wens is van de kinderen. Ten onrechte heeft de rechtbank haar beslissing slechts op de wil van de moeder gebaseerd. De vader heeft tijdens het huwelijk een belangrijk deel van de zorg voor de kinderen op zich genomen. Hij acht een co-ouderschapsregeling in het belang van de kinderen en stelt dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar het belang van de kinderen en het effect van een co-ouderschapsregeling op de kinderen. Voorts stelt hij dat bij honorering van zijn verzoek de kinderen niet vaker van verblijfplaats wisselen dan bij de door de rechtbank vastgestelde regeling. Het hoger beroep van de vader richt zich tevens tegen het feit dat de rechtbank het verzoek van de vader om forensische mediation op te leggen heeft afgewezen. 4.2. De moeder heeft de stellingen van de vader gemotiveerd betwist. Zij stelt dat de huidige omgangsregeling goed loopt, maar dat het maken van afspraken over de vakanties minder goed gaat. De moeder ervaart het zo dat zij zich voortdurend moet aanpassen aan de wensen van de vader. Zij vreest dat een co-ouderschapsregeling de kinderen zal beschadigen. Zij stelt dat de vader veel druk op de kinderen uitoefent. Anders dan de vader, stelt zij dat de kinderen in haar bijzijn niet aangeven vaker naar de vader te willen. De moeder heeft bezwaar tegen forensische mediation, omdat de vader verbaal erg sterk en intimiderend is. Zij stelt dat partijen in dit opzicht ongelijkwaardig zijn. Voorts stelt zij forensische mediation niet te kunnen betalen. 4.3. Namens de Raad is ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de kinderen, die negen en tien jaar oud zijn, te veel afhankelijk zijn van de communicatie tussen de ouders voor een goede overdracht en het goed kunnen functioneren van de door de vader gewenste co-ouderschapsregeling. Omdat de communicatie tussen de ouders te wensen overlaat adviseert de Raad de beschikking waarvan beroep op het punt van de omgang te bekrachtigen. De Raad adviseert niet tot het opleggen van forensische mediation, omdat mediation niet het gewenste effect heeft als een van de ouders niet bereid is hieraan mee te werken. 4.4. De grieven één tot en met drie falen derhalve. 4.6. De vader stelt in de vierde grief dat ten onrechte door de rechtbank geen door de moeder te betalen gebruiksvergoeding is bepaald voor de periode dat zij na de echtscheiding het gebruik van de voormalige echtelijke woning voorzet. Zolang de vader niet kan beschikken over de helft van de overwaarde van de woning en hij de hypotheek moet blijven betalen, is hij financieel niet in staat om zelf een woning te kopen. De vader betaalt de hypotheek, de aan de hypotheek gekoppelde levensverzekering en de overige eigenaarslasten van de voormalige echtelijke woning. Hij betaalt daarnaast geen alimentatie voor de moeder, maar wel een kinderbijdrage. De moeder moet in staat worden geacht in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien, aldus de vader. 4.7. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de voormalige echtelijke woning inmiddels is verkocht en 22 november 2007 zal worden geleverd. Voorts blijkt met betrekking tot de partneralimentatie een procedure bij de rechtbank aanhangig te zijn. 4.8. De moeder stelt dat, omdat de vader thans de lasten van de voormalige echtelijke woning voldoet hij geen partneralimentatie dient te betalen. Een eventuele door haar te betalen gebruiksvergoeding zou de draagkracht van de vader verhogen, waardoor de vader wellicht wel partneralimentatie zou kunnen betalen. De moeder plaatst vraagtekens bij het belang dat de vader bij dit verzoek heeft. Bovendien geldt dat de moeder thans nauwelijks inkomen heeft terwijl de vader vrijwel geen woonlasten heeft. De moeder heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk verklaard dat zij indien het hof de bestreden beschikking op het punt van de gebruiksvergoeding bekrachtigt, haar verzoek om partneralimentatie per 22 november 2007 zal laten ingaan in plaats van per 22 mei 2007. 4.9. Het hof overweegt dat indien de moeder een gebruiksvergoeding aan de vader dient te betalen over de periode vanaf 22 mei 2007 tot 22 november 2007 aan de ene kant de behoefte van de moeder aan een door de vader te betalen bijdrage tot haar levensonderhoud stijgt en aan de andere kant de draagkracht van de vader toeneemt. Het hof acht het niet aannemelijk dat de moeder in de periode van 22 mei 2007 tot en met 22 november 2007 al geheel in haar eigen levensonderhoud heeft kunnen / zal kunnen voorzien. De moeder heeft immers onbetwist gesteld dat zij in juni 2006 is afgestudeerd en pas met ingang van het komende schooljaar (dus vanaf september 2007) van dinsdag tot en met vrijdag gaat werken, waarbij zij eerst een proeftijd heeft. Omdat de moeder voorts heeft aangeboden haar verzoek om partneralimentatie, bij bekrachtiging van de bestreden beschikking op het punt van de gebruiksvergoeding, te wijzigen in die zin dat deze pas ingaat op 22 november 2007, wijst het hof evenals de rechtbank het verzoek van de man af. Het voorgaande brengt met zich dat ook grief vier faalt. 4.10. Aangezien alle grieven van de vader falen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. 5. Beslissing Het hof: bekrachtigt de bestreden beschikking. Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, C.G. Kleene-Eijk en J.E. Geuzinge in tegenwoordigheid van mr. C. Neve als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2007 door de rolraadsheer.